Goede zorg én goede volksgezondheid
Wat is goede zorg? Het lijkt een eenvoudige vraag, maar er is niet één antwoord. Er zullen patiënten zijn die zeggen “dat is een behandeling die mij van mijn kwaal af helpt”. Andere patiënten zijn meer geïnteresseerd in zorg die hun kwaliteit van leven vergroot. Een zorgverlener wijst misschien op de richtlijn die is opgesteld. Een econoom vindt zorg die even effectief is maar goedkoper, goede zorg.
Hoe verschillend de antwoorden ook zijn, ze hebben één ding gemeen: het gaat uit van een individuele burger die een dienst (zorg) krijgt van een organisatie. En dat is niet raar, want de afgelopen 20 jaar lag het accent op individuele leefstijl. Uitgangspunt was: iedereen is verantwoordelijk voor de eigen gezondheid. En als 17 miljoen mensen die verantwoordelijkheid nemen, gaat het (vanzelf) goed met de volksgezondheid. Maar heeft die individuele benadering gewerkt? Neem de obesitas-epidemie. De helft van de bevolking heeft (ernstig) overgewicht. Daarmee samenhangend: per jaar stijgt het aantal mensen met diabetes met 52.000 mensen. Negen op de tien mensen heeft diabetes type 2. Wat zijn de gevolgen geweest van die individuele benadering op de zorgkosten? Die zijn gestegen naar 100 miljard per jaar.
Een flink deel van onze ongezondheid komt door ons eigen gedrag: Bewegen (te weinig), Roken (doet nog steeds 26% van de bevolking), Alcohol (te veel/te vaak), Voeding (te veel/slecht), Ontspanning (te weinig). Maar hameren op de eigen verantwoordelijkheid is blijkbaar onvoldoende.
We zijn de afgelopen 20 jaar de volksgezondheid uit het oog verloren. Volksgezondheid bestaat niet alleen uit medische zorg (van huisarts tot ziekenhuis), maar ook uit publieke gezondheid. Die is gericht op de maatschappij. In zijn afscheidsrede heeft Johan Mackenbach overtuigend aangegeven dat we de afgelopen 150 jaar de levensverwachting vooral hebben laten stijgen door betere woon-en leefomstandigheden, hygiëne, riolering, onderwijs. Pas de afgelopen 20 jaar levert de medische zorg een lichte bijdrage aan de stijging van de levensverwachting.
Praktijk
Even een stapje naar de praktijk. Overal in het land zie je projecten zoals in Amsterdam-Noord: Buurtbewoners die samen met een hulpverlener (in dit geval een huisarts) aan de slag gaan met bewegen, roken, voeding, alcohol en ontspanning. Maar met her en der een los project gaan we de obesitas-tsunami niet keren. De overheid zal dit moeten stimuleren door te zorgen dat de huidige obesogene omgeving verdwijnt. Er is een begin gemaakt met het preventie-akkoord. Het RIVM gaf al aan dat we met die maatregelen de doelen niet gaan halen. De lat zal hoger moeten worden gelegd. Maatregelen om aan te denken:
- Suikertax, Engelse variant waardoor fabrikanten financieel worden geprikkeld minder suiker in hun producten te stoppen;
- Btw op fruit en groenten verlagen;
- Accijns op tabak drastisch verhogen en aantal verkooppunten verlagen;
- Programma’s als Kansrijke Start en De Gezonde school borgen, en zorgen dat meer partijen meedoen.
- Werkgevers die investeren in de vitaliteit van hun medewerkers en hen daarin faciliteren
- Zorgen dat aantal mensen met chronische stress door problematische schulden drastisch wordt verlaagd.
- Hulpverleners faciliteren om samen te werken. Want multidisciplinaire samenwerking is als stimulerend voor inzet van preventie.
Is dat betuttelend? Neen, het zijn maatregelen om burgers te beschermen tegen een obesogene omgeving. Wie is daarvoor verantwoordelijk? De grondwet (artikel 22) is duidelijk: De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. We leven in een vrij land, dus elke burger kan kiezen voor een ongezonde leefstijl. Maar de overheid moet voor de volksgezondheid een gezonde leefomgeving tot de norm maken. Goede zorg is zorgen dat er geen zorg nodig is.